Profipress G
Persfittingsysteem van koper voor koperbuizen
Bouwjaar (van): | 1/01/1998 |
Voor dit document gelden auteursrechten, meer informatie hierover kunt u vinden op viega.com/legal .
De informatie in deze handleiding is bestemd voor de volgende groepen personen:
Installateurs
Vloeibaar-gasinstallaties mogen alleen door vakkundige bedrijven worden geïnstalleerd, onderhouden of gewijzigd die over de hiervoor noodzakelijke deskundigheid en ervaring beschikken.
Personen die niet over de opleiding resp. de kwalificatie beschikken, is de montage, installatie en evt. het onderhoud van dit product niet toegestaan. Deze beperking geldt niet voor eventuele aanwijzingen voor de bediening.
Bij de installatie van Viega producten moeten de algemeen erkende regels van de techniek en de Viega gebruiksaanwijzingen in acht worden genomen.
Waarschuwings- en aanwijzingsteksten zijn afgezet tegen de andere tekst en extra gemarkeerd met bijbehorende pictogrammen.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijk levensgevaarlijk letsel.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijk ernstig letsel.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijk letsel.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijke materiële schade.
Aanvullende aanwijzingen en tips.
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over product resp. systeemkeuze, montage en inbedrijfstelling, alsmede over het beoogd gebruik en zo nodig over onderhoudsmaatregelen. Deze informatie over producten, hun eigenschappen en technische handleiding ervan is gebaseerd op de momenteel geldende normen in Europa (bijv. EN) en/of in Duitsland (bijv. DIN/DVGW).
Sommige passages in de tekst kunnen verwijzen naar technische voorschriften in Europa/Duitsland. Deze voorschriften moeten voor andere landen als adviezen gelden, als daar geen overeenkomstige nationale eisen bestaan. De overeenkomstige nationale wetten, standaards, voorschriften, normen en andere technische voorschriften hebben prioriteit boven de Duitse/Europese richtlijnen in deze handleiding: de hier beschreven informatie is niet bindend voor andere landen en gebieden en dienen, zoals gezegd, enkel als ondersteuning.
De hierna genoemde normen en regelgevingen gelden voor Duitsland resp. Europa. Nationale regelgevingen vindt u op de betreffende website van het land onder:
Frans: viega.be/normes
Vlaams: viega.be/normen
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Planning, uitvoering, wijziging en werking van gasinstallaties | DVGW-TRGI 2018 |
Gasinstallaties voor industriële, commerciële en procestechnische installaties | DVGW-Arbeitsblatt G 5614 |
Gasinstallaties voor industriële, commerciële en procestechnische installaties | DVGW-Arbeitsblatt G 462 |
Gasinstallaties voor industriële, commerciële en procestechnische installaties | DVGW-Arbeitsblatt G 459‑1 |
Gasinstallaties voor industriële, commerciële en procestechnische installaties | DVGW-Fachinformation Nr. 10 |
Planning, uitvoering, wijziging en werking van vloeibaargasinstallaties | DVFG-TRF 2021 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Geschiktheid voor gassen Vloeibaar gas in gasvormige toestand | DVGW-Arbeitsblatt G 260 |
Geschiktheid voor stookolie | DIN 51603‑1 |
Geschiktheid voor dieselbrandstof | DIN EN 590 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Regels van de bevestigingstechniek voor gasinstallatie | DVGW-TRGI 2018, punt 5.3.7 |
Regels van de bevestigingstechniek voor gasinstallatie | DVFG-TRF 2021, punt 7.3.6 |
Goedkeuring van persfittingen voor gebruik met koperbuizen | DVGW G 5614 |
Goedkeuring van persfittingen voor gebruik met koperbuizen | DIN EN 1057 |
Goedkeuring van persfittingen voor gebruik met koperbuizen | DVGW-Arbeitsblatt GW 392 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Corrosiebescherming (achteraf) voor ingraafwerk | DIN 30672 |
Corrosiebescherming voor buitenleidingen | DVGW-TRGI 2018, punt 5.2.7.1 |
Corrosiebescherming voor binnenleidingen | DVGW-TRGI 2018, punt 5.2.7.2 |
Corrosiebescherming voor buitenleidingen | DVFG-TRF 2021, punt 7.2.7.1 |
Corrosiebescherming voor binnenleidingen | DVFG-TRF 2021, punt 7.2.7.2 |
Bovenaards geïnstalleerde buisleidingen in uitsparingen in ruwe vloer of egalisatielaag | DVGW-TRGI 2018, punt 5.3.7.8.4 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Eisen aan de opslag van materiaal | DIN EN 806‑4, hoofdstuk 4.2 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Algemene montageregels voor gasinstallaties | DVGW-TRGI 2018, punt 5.3.7 |
Algemene montageregels voor gasinstallaties | DVFG-TRF 2021, punt 7.3.6 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Kwalificatie van personeel voor de montage van flensverbindingen | VDI-Richtlinie 2290 |
Bepaling van aanhaalmomenten | DIN EN 1591‑1 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Dichtheidscontrole voor gasinstallaties | DVGW-TRGI 2018, punt 5.6 |
Controle en eerste ingebruikname van een vloeibaargasinstallatie | DVFG-TRF 2021, punt 8 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Waarborgen en behouden van de bedrijfszekere toestand van gasinstallaties | DVGW-TRGI 2018, bijlage 5c |
Stem het gebruik van het systeem voor andere dan de beschreven toepassingsgebieden en media met Viega af.
Deze is o.m. geschikt voor de volgende toepassingsgebieden:
Gasinstallaties, zie hiervoor Regelgeving uit de paragraaf: toepassingen
Overeenkomstig de geldende normen en regelgevingen, zie hiervoor Regelgeving uit de paragraaf: toepassingen .
Vloeibaargasinstallaties, zie hiervoor Regelgeving uit de paragraaf: toepassingen .
Overeenkomstig de geldende normen en regelgevingen, zie hiervoor Regelgeving uit de paragraaf: toepassingen .
Stookolieleidingen
Dieselbrandstofleidingen
Persluchtinstallaties
Voor de planning, uitvoering, wijziging en werking van gasinstallaties moeten de geldende richtlijnen in acht worden genomen, zie Regelgeving uit de paragraaf: toepassingen .
Het gebruik is in de hierna beschreven gasinstallaties mogelijk:
Gasinstallaties
lagedrukbereik ≤ 100 hPa (100 mbar)
gemiddeld drukgebied van 100 hPa (100 mbar) t/m 0,1 MPa (1 bar)
Industriële, commerciële en procestechnische installaties met de overeenkomstige bepalingen en technische regels tot 0,5 MPa (5 bar)
Vloeibaargasinstallaties
met vloeibaargastank in het gemiddelde drukbereik na het drukregelventiel, 1e stand op vloeibaargastank > 100 hPa (100 mbar) tot een toelaatbare bedrijfsdruk van 0,5 MPa (5 bar)
met vloeibaargastank in lagedrukbereik ≤ 100 hPa (100 mbar) na het drukregelventiel, 2e stand
met vloeibaar-gastank (vloeibaar-gasflessen) < 16 kg
na het drukregelventiel voor kleine flessen
met vloeibaargastank (vloeibaar-gasflessen) ≥ 16 kg
na het drukregelventiel voor grote flessen
Voor vloeibaargasinstallaties in bereiken met eis voor hogere thermische belastbaarheid (HTB) met een gebruiksdruk van de veiligheidsstopkraan > 0,1 MPa (1 bar) moet het Sanpress Inox G-systeem worden toegepast.
Het systeem is o.a. geschikt voor de volgende media:
Geldende richtlijnen, zie Regelgeving uit de paragraaf: media .
Gassen
Vloeibare gassen alleen in gasvormige toestand voor huishoudelijk en commercieel gebruik
Stookolie
Dieselbrandstof
perslucht
Het leidingssysteem bestaat uit persfittingen voor koperbuizen en het bijbehorende persgereedschap.
De systeemcomponenten zijn beschikbaar in de volgende afmetingen: d 12 / 15 / 18 / 22 / 32 / 40 / 50.
Profipress G-persfittingen zijn met de volgende koperbuizen getest en toegelaten, zie Regelgeving uit de paragraaf: buizen :
Dunnere wanddiktes dan aangegeven zijn niet toegestaan.
d x s [mm] |
---|
12 x 0,8 |
12 x 1,0 |
15 x 1,0 |
18 x 1,0 |
22 x 1,0 |
28 x 1,0 |
28 x 1,5 |
35 x 1,2 |
35 x 1,5 |
42 x 1,2 |
42 x 1,5 |
54 x 1,5 |
54 x 2,0 |
Volume per meter buis[l/m] | Buisgewicht [kg/m] |
---|---|
0,09 | 0,25 |
0,08 | 0,31 |
0,13 | 0,39 |
0,20 | 0,48 |
0,31 | 0,59 |
0,53 | 0,76 |
0,49 | 1,11 |
0,84 | 1,13 |
0,80 | 1,41 |
1,23 | 1,37 |
1,20 | 1,70 |
2,04 | 2,20 |
1,96 | 2,91 |
Neem de algemene regels van de bevestigingstechniek in acht:
Voor gasinstallaties, zie Normen en regelgevingen .
Bevestiging alleen aan componenten met voldoende stabiliteit.
Gasleidingen mogen niet aan andere buisleidingen worden bevestigd of als drager voor andere buisleidingen dienen.
In combinatie met niet-brandbare buisbeugels (bijv. metalen buisbeugels) kan het systeem met in de handel verkrijgbare kunststofpluggen worden bevestigd.
Bij gasleidingen de volgende bevestigingsafstanden voor horizontaal geïnstalleerde leidingen aanhouden:
d [mm] | Bevestigingsafstand van de buisbeugels [m] |
---|---|
12,0 | 1,25 |
15,0 | 1,25 |
18,0 | 1,50 |
22,0 | 2,00 |
28,0 | 2,25 |
35,0 | 2,75 |
42,0 | 3,00 |
54,0 | 3,50 |
De persfittingen in het Profipress G-systeem bestaan uit de volgende materialen:
Koper
RG/siliciumbrons
De persfittingen hebben een rondom lopende inkeping waarin de dichting ligt. Bij het persen wordt de persfitting voor en achter de inkeping vervormd en onlosmakelijk met de buis verbonden. De dichting wordt bij het persen niet vervormd.
Viega persfittingen beschikken over het SC‑Contur. Het SC‑Contur is een door de DVGW gecertificeerde veiligheidstechniek en zorgt ervoor dat de persfitting in ongeperste toestand gegarandeerd ondicht is. Per ongeluk niet geperste verbindingen vallen daarom op bij de dichtheidscontrole.
Viega garandeert dat niet-geperste verbindingen tijdens de dichtheidscontrole zichtbaar worden:
Bij de droge dichtheidscontrole in het drukbereik van 22 hPa–0,3 MPa (22 mbar–3,0 bar)
Toepassing |
---|
Bedrijfstemperatuur |
Bedrijfsdruk |
Gasinstallatie | Vloeibaar-gasinstallatie | Stookolie- en dieselbrandstofleidingen |
---|---|---|
-20 °C tot 70 °C | -20 °C tot 70 °C | ≤ 40 °C |
≤ 0,5 MPa (5 bar) (MOP 5) ≤ 0,1 MPa (1 bar) (HTB / GT1)2) | ≤ 0,5 MPa (5 bar) (MOP 5)1) ≤ 0,1 MPa (1 bar) (HTB / GT1)2) | ≤ 0,5 MPa (5 bar) |
1) | De maximale druk komt overeen met de gebruiksdruk van de systeemstopkraan in het drukregelventiel. |
2) | GT1: bedrijfsdruk bij HTB-eis 650 °C / 30 min max. 0,1 MPa (1 bar) |
De persfittingen zijn met een gekleurde stip gemarkeerd. De stip geeft het SC‑Contur aan, waarbij het testmedium eruit loopt als een verbinding per ongeluk niet is geperst.
De persfittingen zijn als volgt gekenmerkt:
Gele stip en gele rechthoek voor gas
Gas voor gasleidingen
MOP5 voor maximale bedrijfsdruk 0,5 MPa (5 bar)
GT1 voor bedrijfsdruk bij HTB-eis 0,1 MPa (1 bar)
ATG voor goedkeuring in Frankrijk
Gastec voor goedkeuring in Nederland
T2 voor goedkeuring in Polen
DVGW
KIWA
Afhankelijk van de toepassing moet rekening worden gehouden met maatregelen voor corrosiebescherming. Er wordt onderscheid gemaakt tussen buitenleidingen (in de aarde of open geïnstalleerde buitenleidingen) en binnenleidingen.
Voor informatie over de toepassingen, zie ook Toepassingen .
Bij de corrosiebescherming moeten de geldende richtlijnen in acht worden genomen, zie Regelgeving uit de paragraaf: corrosie .
Voor open geïnstalleerde leidingen en armaturen in ruimtes is normaal gesproken geen uitwendige corrosiebescherming nodig.
In de volgende gevallen bestaan uitzonderingen:
Er bestaat contact met agressieve bouwstoffen zoals nitriet- of ammoniakhoudend materiaal.
In agressieve omgeving
In uitsparingen binnen ruwe vloeren of de egalisatie-chape moeten ze worden behandeld als in de aarde geïnstalleerde buitenleidingen, zie Regelgeving uit de paragraaf: corrosie .
Bij het transport van buizen moet op het volgende worden gelet:
Buizen niet over laadranden trekken. Het oppervlak zou beschadigd kunnen worden.
Buizen tijdens transport beveiligen. Door het wegglijden zouden de buizen kunnen buigen.
Beschermkappen aan de buiseinden niet beschadigen en pas direct voor de montage verwijderen. Beschadigde buiseinden mogen niet meer worden geperst.
Aanvullend de gegevens van de buizenfabrikant in acht nemen.
Bij de opslag de eisen van de geldende richtlijnen in acht nemen, zie Regelgeving uit de paragraaf: opslag :
Componenten schoon en droog bewaren.
Componenten niet direct op de vloer opslaan.
Aanvullend de gegevens van de buizenfabrikant in acht nemen.
Door transport en opslag kunnen systeemcomponenten worden beschadigd.
Alle onderdelen controleren.
Beschadigde componenten vervangen.
Beschadigde componenten niet repareren.
Vervuilde componenten mogen niet worden geïnstalleerd.
Het systeem is geschikt voor in de aarde geïnstalleerde aansluitleidingen voor gasapparaten die in de open lucht worden gebruikt. Bij in de aarde geïnstalleerde vloeibaar-gasinstallaties zijn persfittingen niet toegelaten.
Voor gasinstallaties de geldende richtlijnen in acht nemen, zie Regelgeving uit de paragraaf: montageaanwijzingen .
Actieve en eventueel passieve beschermingsmaatregelen zijn noodzakelijk om een gasinstallatie tegen ingrepen van onbevoegden te beschermen. zie Regelgeving uit de paragraaf: montageaanwijzingen .
Actieve beschermingsmaatregelen moeten principieel worden toegepast.
Passieve beschermingsmaatregelen moeten afhankelijk van de installatie worden geselecteerd en toegepast.
Voor de installatie van gasleidingen gelden o.a. de volgende voorwaarden:
Gasleidingen open liggend met afstand tot de bouwstructuur, ingebouwd zonder holle ruimten of in geventileerde kanalen/schachten installeren.
Gasleidingen met bedrijfsdrukken > 100 hPa (100 mbar) niet bepleisteren.
Gasleidingen zodanig rangschikken dat vocht en druppel- en condens van andere buisleidingen en componenten er niet op kunnen inwerken.
Gasleidingen niet in chape installeren.
Afsluitvoorzieningen en losmaakbare verbindingen moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.
Eisen aan bepleisterde installaties:
Spanningvrij leggen.
Corrosiebescherming aanbrengen.
Geen losmaakbare verbindingen (schroefverbindingen) gebruiken.
Koperbuizen niet samen met nitriet- of ammoniumhoudende stoffen gebruiken.
Indien het nodig is een schroefdraad tijdens de assemblage met afdichtingshennep af te dichten, moeten de flanken van de schroefdraad bijv. met een zaagblad worden opgeruwd zonder ze te beschadigen, om te voorkomen dat het afdichtingsmiddel eruit wordt gedrukt.
Doorlopende gasleidingen zonder verbindingen mogen voor de aansluiting van een gasapparaat of een gasstekkeraansluiting, in holle ruimten (voorwandconstructies) worden gelegd.
Een ventilatie is niet vereist.
Belangrijke aanwijzing
Dichtingen in persfittingen zijn met de materiaalspecifieke eigenschappen op de betreffende media resp. toepassingen van de buisleidingssystemen afgestemd en in het algemeen alleen daarvoor gecertificeerd.
De vervanging van een dichting is principieel toegestaan. De dichting moet door een dichting van hetzelfde materiaal worden vervangen Dichtingen . Het gebruik van andere dichtingen is niet toegestaan.
Wanneer de dichting in de persfitting duidelijk beschadigd is, moet deze door een Viega reservedichting worden vervangen.
d |
---|
a [mm] |
b [mm] |
12 | 15 | 18 | 22 | 28 | 35 | 42 | 54 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
20 | 20 | 20 | 25 | 25 | 30 | 45 | 50 |
50 | 50 | 55 | 60 | 70 | 85 | 100 | 115 |
d |
---|
a [mm] |
b [mm] |
12 | 15 | 18 | 22 | 28 | 35 |
---|---|---|---|---|---|
25 | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 |
55 | 60 | 60 | 65 | 65 | 65 |
d |
---|
a [mm] |
b [mm] |
12 | 15 | 18 | 22 | 28 | 35 | 42 | 54 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
40 | 40 | 45 | 45 | 50 | 55 | 60 | 65 |
45 | 50 | 55 | 60 | 70 | 75 | 85 | 90 |
d |
---|
a [mm] |
b [mm] |
c [mm] |
12 | 15 | 18 | 22 | 28 | 35 | 42 | 54 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
25 | 25 | 25 | 30 | 30 | 50 | 50 | 55 |
65 | 65 | 75 | 80 | 85 | 95 | 115 | 140 |
40 | 40 | 40 | 40 | 50 | 50 | 70 | 80 |
d |
---|
a [mm] |
b [mm] |
c [mm] |
12 | 15 | 18 | 22 | 28 | 35 |
---|---|---|---|---|---|
30 | 30 | 30 | 30 | 30 | 30 |
70 | 70 | 70 | 75 | 80 | 80 |
40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 |
d |
---|
a [mm] |
b [mm] |
c [mm] |
12 | 15 | 18 | 22 | 28 | 35 | 42 | 54 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
40 | 40 | 45 | 45 | 50 | 55 | 60 | 65 |
45 | 50 | 55 | 60 | 70 | 75 | 85 | 90 |
35 | 35 | 40 | 40 | 45 | 50 | 55 | 65 |
Persmachine |
---|
PT1 |
Type 2 (PT2) |
Type PT3-EH |
Type PT3-AH |
Pressgun 4E / 4B |
Pressgun 5 |
Pressgun 6/6 Plus |
Picco / Pressgun Picco |
Pressgun Picco 6 / Pressgun Picco 6 Plus |
amin [mm] |
---|
45 |
50 |
35 |
Ondichte persverbindingen door te korte buizen
Wanneer twee persfittingen op een buis zonder afstand tegen elkaar worden geplaatst, mag de buis niet te kort zijn. Wanneer de buis bij het persen niet tot de voorziene insteekdiepte in de persfitting steekt, kan de verbinding ondicht worden.
d |
---|
12 |
15 |
18 |
22 |
28 |
35 |
42 |
54 |
amin [mm] |
---|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
10 |
15 |
25 |
De Z-maten vindt u op de overeenkomstige productpagina in de online-catalogus.
Voor het vervaardigen van een persverbinding is het volgende gereedschap nodig:
Buizensnijder of metaalzaag met fijne tanden
Ontbramer en kleurpotlood voor het aftekenen
Persmachine met constante perskracht
Persbek of persring met bijbehorende scharniertrekklauw, passend bij de buisdiameter en met geschikt profiel
Voor het persen adviseert Viega het gebruik van Viega systeemgereedschap.
De Viega systeempersgereedschappen werden speciaal voor de verwerking van de Viega persfittingsystemen ontwikkeld en daarop afgestemd.
Gebruik geen voorwerpen met scherpe punten of randen voor het verwijderen van de dichting die de dichting of de inkeping kunnen beschadigen.
De dichting uit de inkeping verwijderen.
Een nieuwe, onbeschadigde dichting in de inkeping plaatsen.
Controleren of de dichting zich volledig in de inkeping bevindt.
Koperbuizen met de maten d 12, 15, 18, 22 en 28 kunnen koud met in de handel verkrijgbare buiginrichtingen (radius minstens 3,5 x d) worden gebogen.
De buiseinden (a) moeten minstens 50 mm lang zijn zodat de persfittingen er correct kunnen worden opgestoken.
Ondichte persverbindingen door beschadigd materiaal!
Door beschadigde buizen of dichtingen kunnen persverbindingen ondicht worden.
Let op de volgende aanwijzingen om beschadigingen aan buizen en dichtingen te voorkomen:
Gebruik voor het inkorten geen slijpschijven (haakse slijper) of snijbranders.
Gebruik geen vetten en oliën (bijv. snijolie).
Voor informatie over gereedschap, zie ook Noodzakelijk gereedschap .
De buis met een buissnijder of een metaalzaag met fijne tanden recht doorzagen.
Daarbij groeven op het buisoppervlak voorkomen.
De buiseinden moeten na het inkorten aan binnen- en buitenkant zorgvuldig worden ontbraamd.
Door het ontbramen wordt vermeden dat de dichting wordt beschadigd of de persfitting bij de montage kantelt. Viega adviseert een ontbramer te gebruiken (model 2292.2).
Beschadiging door verkeerd gereedschap!
Gebruik geen slijpschijven en dergelijk gereedschap voor het ontbramen. De buizen kunnen daardoor worden beschadigd.
De buis van binnen en buiten ontbramen.
Vereisten:
Het buiseinde is niet verbogen of beschadigd.
De buis is ontbraamd.
In de persfitting bevindt zich de juiste dichting.
HNBR = geel
De dichting is onbeschadigd.
De dichting bevindt zich volledig in de inkeping.
De persfitting tot de aanslag op de buis schuiven.
De insteekdiepte markeren.
De persbek in de persmachine plaatsen en de bevestigingsbout erin schuiven totdat deze vastklikt.
Neem de handleiding van het persgereedschap in acht.
De persbek openen en in een rechte hoek op de persfitting plaatsen.
De insteekdiepte aan de hand van de markering controleren.
Controleren of de persbek in het midden op de inkeping van de persfitting zit.
De persing uitvoeren.
De persbek openen en verwijderen.
De verbinding is geperst.
In het afgebeelde persfittingsysteem zijn flensverbindingen in de maten 28 tot 54 mm mogelijk.
De montage van flensverbindingen mag alleen door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. De kwalificatie van personeel voor de montage van flensverbindingen kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd op basis van de geldende richtlijnen, zie Regelgeving uit paragraaf: Flensverbinding maken .
Een overeenkomstig opleidingsonderdeel over de juiste montage van flensverbindingen in de beroepsopleiding (van het werkend/gespecialiseerd personeel) met een gekwalificeerd diploma, alsmede een succesvolle regelmatige toepassing worden als voldoende bewijs beschouwd.
Andere werknemers zonder de vereiste technische opleiding (bijv. bedieningspersoneel) die flensverbindingen moeten installeren, moeten door middel van theoretische en praktische opleidingen technische kennis verwerven. Deze opleidingen moeten worden gedocumenteerd.
De voordelen van het gebruik van geharde sluitringen zijn:
Gedefinieerd wrijvingsoppervlak tijdens de montage.
Gedefinieerde ruwheid in de berekening en dus vermindering van de spreiding van het aandraaimoment, waardoor mathematisch een grotere schroefkracht kan worden bereikt.
Losse flens
staal poedercoating
Persverbinding van RG of siliciumbrons
Model 2659.5: 28 tot 54 mm
Maak altijd eerst de flensverbinding en dan de persverbinding.
Eventuele tijdelijke coatings op de flensafdichtingsvlakken vóór de montage verwijderen zonder resten achter te laten, met reinigingsmiddelen en een geschikte staalborstel.
Bij het vervangen van dichtingen moet u ervoor zorgen dat de oude dichting volledig van het flensafdichtingsoppervlak wordt verwijderd zonder het flensafdichtingsoppervlak te beschadigen.
Zorg ervoor dat de flensafdichtingsvlakken schoon, onbeschadigd en vlak zijn. In het bijzonder mogen er geen radiale beschadigingen aan het oppervlak zijn, zoals groeven of inslagsporen.
De schroeven, moeren en sluitringen moeten schoon en onbeschadigd zijn en voldoen aan de specificaties voor de minimumlengte van de schroeven en de sterkteklasse, zie Benodigde aandraaimomenten .
Vervang bij de demontage verwijderde schroeven, moeren en sluitringen door nieuwe indien deze beschadigd zijn.
De dichting moet schoon, onbeschadigd en droog zijn. Gebruik geen lijm of montagepasta voor dichtingen.
Gebruikte dichtingen niet opnieuw gebruiken.
Gebruik geen dichtingen met knikken, aangezien deze een veiligheidsrisico inhouden.
Controleer of de dichtingen vrij zijn van fouten en gebreken en voldoen aan de specificaties van de fabrikant.
Smeer de volgende flenselementen met geschikt smeermiddel:
Schroefdraad
rondel
Moersteun
Neem de specificaties van de fabrikant over de toepassing en het temperatuurbereik van het smeermiddel in acht.
De correcte montage van flensverbindingen vereist parallel uitgelijnde flensbladen zonder middenverschuiving, die het mogelijk maken het dichtelement zonder beschadiging in de juiste positie te brengen.
Druk de dichtingen ver genoeg uit elkaar, zodat de dichting zonder kracht en zonder beschadiging kan worden aangebracht.
De opening (niet-parallelliteit van de dichtingsvlakken) vóór het aandraaien van de schroeven is onschadelijk indien de toelaatbare opening niet wordt overschreden.
DN | Toelaatbare opening a-b [mm] |
---|---|
25–54 | 0,6 |
Verwijder de opening van de gapende kant (a).
In geval van twijfel de flenzen zonder dichting proefdraaien door de schroeven aan te draaien om een evenwijdigheid en een dichtingsvlakafstand van ca. 10% van het nominale draaimoment te verkrijgen.
De opening is niet toelaatbaar als de flenspositie niet zonder veel kracht kan worden bereikt.
De volgorde waarin de schroeven en moeren worden aangedraaid, heeft een aanzienlijke invloed op de krachtverdeling die op de dichting werkt (oppervlaktedruk). Verkeerd aandraaien leidt tot een grote spreiding van de voorspankrachten en kan ertoe leiden dat de vereiste minimale oppervlaktedruk wordt onderschreden totdat lekkage optreedt.
Na het aandraaien van de moer moeten er ten minste twee en ten hoogste vijf schroefdraden uit het uiteinde van de schroef steken.
Monteer de schroeven met de hand en let daarbij op het volgende:
Monteer de schroeven zodanig dat alle schroefkoppen zich aan één flenszijde bevinden.
Bij horizontaal geplaatste flenzen, de schroeven van bovenaf inbrengen.
Vervang trage schroeven door soepel draaiende schroeven.
Het gelijktijdige gebruik van verschillende aanhaalgereedschappen is mogelijk.
Draai alle schroeven kruiselings aan met 30 % van het nominale aandraaimoment.
Draai alle schroeven aan tot 60 % van het voorgeschreven aandraaimoment zoals in stap 1.
Draai alle schroeven aan tot 100 % van het voorgeschreven aandraaimoment zoals in stap 1.
Draai alle schroeven opnieuw aan tot het volledige voorgeschreven aandraaimoment. Herhaal deze procedure totdat de moeren niet meer kunnen worden gedraaid wanneer het volledige aandraaimoment wordt uitgeoefend.
Model | DN | Artikelnummer | Draad | Aandraaimoment [Nm] | Schroeflengte [mm] | Krachtklasse |
---|---|---|---|---|---|---|
2659.5 | 25 | 490 669 | M12 | 50 | 60 | A2 - 70 |
32 | 567 019 | M16 | 125 | 70 | ||
40 | 567 026 | |||||
50 | 567 033 |
Alvorens met de demontage van een bestaande flensverbinding te beginnen, moet u, indien nodig, van het verantwoordelijke bedrijf toestemming en een werkvergunning verkrijgen, waarbij u het volgende in acht moet nemen:
De installatiesectie moet drukloos worden gemaakt en volledig worden gespoeld.
Zet alle ingebouwde of bevestigde onderdelen die niet afzonderlijk worden vastgehouden, vast voordat u de flensverbinding losmaakt. Dit geldt ook voor bevestigingssystemen zoals veerhangers en -steunen.
Begin met het losdraaien van de schroeven of moeren aan de kant die van het lichaam is afgekeerd, draai de resterende schroeven iets los en demonteer pas volledig wanneer men er zeker van is dat er geen gevaar bestaat door het leidingsysteem. Als een buisleiding onder spanning staat, bestaat het risico dat de buisleiding scheurt.
Draai de schroeven of moeren kruiselings los in ten minste twee doorgangen.
Sluit de open uiteinden van de strengen met blinde sluitingen.
Transport van ontmantelde buisleidingen alleen in gesloten toestand.
Bij het vervangen van dichtingen moet u ervoor zorgen dat de oude dichting volledig van het flensafdichtingsoppervlak wordt verwijderd zonder het flensafdichtingsoppervlak te beschadigen.
Wees voorzichtig bij het gebruik van een haakse slijper!
Het losdraaien van defecte schroeven en moeren met een haakse slijper produceert vonken die in het buismateriaal kunnen branden en corrosie kunnen veroorzaken.
Vóór de ingebruikname moet de installateur een dichtheidscontrole uitvoeren.
Deze controle op de voltooide, maar nog niet afgedekte installatie uitvoeren.
De geldende richtlijnen in acht nemen, zie Regelgeving uit de paragraaf: dichtheidscontrole .
Het resultaat documenteren.
Gasinstallaties moeten één maal per jaar een visuele controle ondergaan, bijv. door de exploitant.
Werking en dichtheid moeten iedere twaalf jaar door een contractueel installatiebedrijf worden gecontroleerd.
Om de bedrijfszekere toestand te waarborgen en te behouden, moeten de gasinstallaties volgens de voorschriften worden toegepast en in stand worden gehouden, zie Regelgeving uit de paragraaf: onderhoud .
Product en verpakking scheiden in de verschillende materiaalgroepen (bijv. papier, metalen, kunststoffen of non-ferrometalen) en volgens de nationaal geldende wetgeving afvoeren.